Kaart (cartografie) - Gdańsk

Gdańsk
Gdańsk (uitspraak:, ong. gdanjsk ["g" als in zakdoek], ); Duits: Danzig; Nederlands: Danzig (verouderd: Dantzig of Danswijk); Kasjoebisch: Gduńsk) is de hoofdstad van het woiwodschap Pommeren en een voormalige Hanzestad in Polen. Gdańsk is gelegen aan de Oostzee, op de plaats waar de westelijke arm van de Wisła (Weichsel) de Bocht van Gdańsk (Danziger Bucht) bereikt.

De stad heeft 468.158 inwoners (30 juni 2019) en vormt samen met de badplaats Sopot en de havenstad Gdynia de zogenaamde Driestad (Trójmiasto), een agglomeratie met ruim 1 miljoen inwoners. De stad bezit een centrum voor de regionale Kasjoebische cultuur. Voor de 13de eeuw was de stad een handels- en overslagplaats in het hertogdom Pommerellen, zetel van de Samboridendynastie, die zich enige tijd verbond met de Poolse koningen maar ook relaties aanging met de Duitse Orde en met Brandenburg. In haar lange geschiedenis was ze sinds 1224 een van de steden in de staat van de Duitse Orde, en bevocht ze als Hanzestad haar autonomie, wat ertoe leidde dat ze zich in 1466 losmaakte van de Duitse Orde en onder gezag van de Poolse koning stelde, die haar autonomie toezegde. In 1794 werd de stad bij het koninkrijk Pruisen gevoegd. Nog even was het onder Napoleon een vrijstaat: de vrije stad Danzig (1807-1814). Daarna kwam ze in 1814 weer terug binnen het koninkrijk Pruisen, en sinds 1870 in het Duitse keizerrijk als hoofdstad van de provincie West-Pruisen. In 1919 werd ze opnieuw een vrije stad Danzig (1920-1939).

Sinds de Conferentie van Potsdam (1945) behoort de stad bij Polen; de achtergebleven Duitse bevolking werd na enkele jaren internering vrijwel volledig verdreven. Zie Verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog. Een zeer kleine gemengd Kasjoebisch-Duitse minderheid mocht blijven wonen in de stadsagglomeratie.

Aan de monding van de Weichsel (Wisła, voor 1945 Weichsel), in het grensgebied tussen Pruisische (Baltische) en Slavische stammen, ontwikkelde zich in de prehistorie een havenplaats, die werd beschermd door een met aarden wallen en houten palissaden versterkte burcht. Gyddanyzc is de naam waaronder Danzig rond het jaar 1000 voor het eerst wordt vermeld, toen de heilige Adalbert van Praag de stad en omgeving bezocht. In 1148 werd de burcht zetel van de hertogen van Pommerellen, een geslacht dat zich in 1227 van de Poolse kroon onafhankelijk verklaarde door toenadering te zoeken tot de Rooms-Duitse keizer. Er had zich in Danzig inmiddels al een gemeente ontwikkeld van kooplieden uit Lübeck. Zij kregen in 1224 van de hertog een autonoom, zogenaamd Duits, recht om hun gemeente te besturen, met als centrum de Marienkirche. De Noord-Duitse kooplieden maakten van Danzig naar westers model een stad met moderne bestuursinstellingen. Deze stad werd lid van het Hanzeverbond van Noord-Duitse steden en overvleugelde het Deens-Zweedse handelsmonopolie op de Oostzee. De stad kreeg een stenen omwalling en de Slavische en Pruzzische visserswijken speelden vanaf toen nog maar een marginale rol.

Na het uitsterven van het hertogengeslacht in 1294 brak tussen Polen, Pommeren, Brandenburg en de Duitse Orde een strijd los om het gezag over de stad en de toegang tot de Oostzee. Deze Orde van geestelijke ridders uit het Duitse Rijk had zich vanaf ca. 1220 oostelijk en zuidelijk van Danzig, in het land van de Baltische stam van de Prussen (Pruzzen of later: Pruis(s)en), het latere Oost-Pruisen, gevestigd, waarbij zij deze heidense bevolking met geweld kerstende. Delen van de autochtone bevolking van Kasjoeben en Pruzzen lieten in een reeks opstanden tevergeefs het leven, want de Orde kreeg in 1308 definitief het gezag over de stad en de erkenning daarvan van zijn concurrenten Brandenburg, Pommeren en Polen. De autochtonen die zich met de Orde verzoenden gingen deel uitmaken van de lagere landadel en vrije boeren.

Sindsdien kwam uit geheel Noord-Duitsland en ook uit de Nederlanden een stroom kooplieden en handwerkers naar Danzig. De stad breidde zich uit van 5.000 tot, aan het einde van de middeleeuwen, 30.000 inwoners en werd daarmee de grootste stad van het oostelijke Oostzeegebied. Cultureel oriënteerde de stad zich op het westen, en economisch werd zij de draaischijf tussen Oost en West. Zij monopoliseerde de in- en uitvoer van zee tot het koninkrijk Polen, dat toen ook Litouwen, Wit-Rusland en de westelijke Oekraïne omvatte. Politiek zocht zij daarom de steun van de Poolse koningen tegenover de Duitse Orde, omdat deze feodale staat de stadsburgerlijke expansie belemmerde met bureaucratisch en hiërarchisch bestuur. Tussen 1410 en 1466 braken telkens gewapende conflicten uit, die in dat laatste jaar, na de nederlaag van Duitse Orde in de Dertienjarige Oorlog, tot de definitieve erkenning leidden van de Poolse koning als – symbolisch – soeverein. De koning moest namelijk als voorwaarde voor zijn inhuldiging de volledige autonomie van de stad erkennen en een halve eeuw later, in 1522, ook aanvaarden dat het stadsbestuur de lutherse hervorming invoerde. De spanningen namen toe toen de Poolse koningen steeds absolutistischer optraden en de nieuwe pretendent in 1577 een belegering van de stad begon, omdat zij zijn inhuldiging weigerde tot hij eerst de stadsprivileges erkende. De afstand werd nog groter toen de Poolse koningen de contrareformatie invoerden, maar het Pools-koninklijke gezag moest zich in Danzig toch uiteindelijk beperken tot symboliek in de vorm van wapenschilden aan openbare gebouwen en een katholieke koninklijke kapel die tegen de lutherse Marienkirche aan werd gebouwd.

Inmiddels was de gouden eeuw van de stad begonnen en deze is in haar tegenwoordige, zij het na de verwoesting van 1945 gereconstrueerde, uiterlijk nog steeds dominant zichtbaar. De architectuur van de vele renaissancegevels en de openbare gebouwen is zeer verwant met die van Amsterdam en Antwerpen, van waaruit bouwmeesters werden aangetrokken, tevens begeleid door doopsgezinde en calvinistische vluchtelingen en kooplieden uit de Nederlanden en uit Schotland, die in het lutherse Danzig hun eigen gemeenten mochten stichten. Antonie van Obbergen uit Mechelen bouwde het Altstädter Rathaus en werd in 1592 stadsbouwmeester. Abraham van den Blocke stamde ook uit een Mechels geslacht; hij werd in 1611 stadsbouwmeester en bouwde de Langassertor (waarop zijn naam opvallend is weergegeven) en de gevel van de Artushof.Hans Vredeman de Vries uit Leeuwarden was enige tijd rond 1600 werkzaam in Danzig.

Rooms-katholieken konden zich handhaven als een getalsmatig kleine minderheid onder bescherming van de Poolse koningen en in het bezit van enkele stadskerken. De aanbouw van een koninklijke kapel tegen de lutherse Marienkirche getuigde symbolisch van de koninklijke aanwezigheid. Deze katholieke kapel was een eis aan het stadsbestuur dat daarvoor in ruil de kerk mocht behouden voor de lutherse eredienst (na 1945 is de kerk overigens katholiek gewijd en voorzien van altaren en ander katholiek kerkmeubilair).

Rond 1630 was het inwonertal op 60.000 gekomen en Danzig was daarmee de onbetwiste metropool geworden van oostelijk Midden-Europa. De welvaart nam in de 17e eeuw weer af door de Dertigjarige Oorlog, die Duitsland verwoestte. Deze oorlog werd met Danzig als strategisch bruggenhoofd door de Zweedse koning als leider van de lutheranen tegen de Habsburgse keizers en het koninkrijk Polen gevoerd. Een algehele economische stagnatie in Polen en dus ook in Danzig was het gevolg. De opkomst van het Russische tsarenrijk verlegde de handel uit Rusland naar Riga en het nieuw gestichte Sint-Petersburg, een omstandigheid die Danzig tot een plaats op de tweede rang drong. In de loop van de 18e eeuw zou Rusland met enkele belegeringen en tijdelijke bezettingen Danzig op deze plaats blijven wijzen.

In 1793, na de Tweede Poolse Deling, werd Danzig ingelijfd door het Koninkrijk Pruisen, dat de stad tegenover Napoleon militair versterkte, wat haar in 1813 op een belegering en een gedeeltelijke verwoesting te staan kwam. Nieuwe groei kwam slechts langzaam op gang in Danzig, nu hoofdstad van de nieuwe provincie West-Pruisen. Allereerst werd Danzig bestuurs- en onderwijscentrum. Pas de moderne industrialisatie bracht het twee eeuwen lang stagnerende inwonertal (55.000) tot een verdubbeling daarvan in 1880 en een zeer snelle voortgezette groei tot 160.000 in 1910. 
Kaart (cartografie) - Gdańsk
Land (geografie) - Polen
Vlag van Polen
Polen (Pools: Polska), officieel de Republiek Polen (Pools: Rzeczpospolita Polska), is een land in Centraal-Europa. In het westen wordt het begrensd door Duitsland (Oder-Neissegrens), in het zuiden door Tsjechië en Slowakije, in het oosten door Litouwen, Wit-Rusland en Oekraïne en in het noorden door de Oostzee en de Russische exclave Kaliningrad. Polen heeft een oppervlakte van en een inwonertal van. De hoofdstad en grootste stad van het land is Warschau.

De West-Slavische Polanen vestigden zich vanaf de zesde eeuw in de regio tijdens de Grote Volksverhuizing. Vorst Mieszko I geldt met zijn bekering tot het christendom in 966 als grondlegger van de eerste Poolse staat, een gebied dat onder zijn bewind grotendeels samenviel met de huidige landsgrenzen. Het Koninkrijk Polen werd in 1025 opgericht en zou zich later samenvoegen tot het Pools-Litouwse Gemenebest, destijds een van de grootste rijken in Europa. Vanaf de 18e eeuw werd Polen opgedeeld door rivaliserende grootmachten, waardoor het in 1795 geheel van de kaart verdween. Na de Eerste Wereldoorlog ontstond de onafhankelijke Tweede Poolse Republiek, maar niet lang daarna werd het land het slachtoffer van de Duitse bezetting. Na de Tweede Wereldoorlog was Polen via het Warschaupact verbonden aan de Sovjet-Unie. Polen liep in 1989 voorop bij de democratische revoluties die de val van het communisme inleidden.
Valuta / Taal  
ISO Valuta Symbool Significant cijfer
PLN Poolse złoty (Polish złoty) zÅ‚ 2
ISO Taal
PL Pools (Polish language)
Buurt - Land (geografie)  
  •  Duitsland 
  •  Litouwse Socialistische Sovjetrepubliek 
  •  Oekraïne 
  •  Rusland 
  •  Slowakije 
  •  Tsjechië 
  •  Wit-Rusland 
Bestuurlijke indeling
Stad, Dorp,...